Klik op het logo om naar de site te gaan.
Er zijn diverse invalshoeken in de genealogie. Je hebt bijvoorbeeld Genealogieën, Parentelen en Kwartierstaten..
Hieronder een uitleg van deze termen:
Genealogie
Van deze mannelijke voorouder dienen de gegevens vermeld te worden van zijn kinderen, van de kinderen van zijn zonen (dus de kleinkinderen van de oorspronkelijke voorouder), van die kleinzonen weer de kinderen (dus de achterkleinkinderen van de oorspronkelijke voorouder) enzovoort.
Om een genealogie te kunnen samenstellen moeten we dus eerst aanvangen met de samenstelling van een stamreeks en van de oudst gevonden stamvader weer terugwerken naar het heden.
Parenteel
Van dat ouderpaar dienen dus de gegevens van alle kinderen, alle kleinkinderen, achter kleinkinderen, enzovoort in het gegevensbestand opgenomen te worden. Ook hierin moeten we dus eerst van het heden naar het verleden werken en van daaruit weer terug naar het heden.
Kwartierstaat
De persoon van wie de kwartierstaat uit gaat, in de regel u zelf, uw kind of kleinkind, noemen we de kwartierdrager of proband.
Deze kwartierdrager nu, krijgt het nummer 1. Deze nummer 1 heeft twee ouders, die we respectievelijk de vader 2 en de moeder 3 noemen.
De vader van de vader krijgt het nummer 4 en diens echtgenote nummer 5.
De vader van de moeder krijgt het nummer 6 toebedeeld een diens echtgenote nummer 7.
De vierde generatie begint in dezelfde volgorde met het nummer 8 enzovoort.
In deze volgorde geplaatst krijgt elke mannelijke voorouder een even en elke vrouwelijke voorouder een oneven nummer. Daarbij is hun plaats in de kwartierstaat zodanig, dat indien wij van willekeurig welke persoon de vader zoeken, wij het nummer van die persoon vermenigvuldigen met 2 om de plaats van de vader in de kwartierstaat te vinden. Zoeken wij de moeder dan dienen wij het nummer van die persoon met 2 te vermenigvuldigen en daar 1 bij op te tellen.
Voorbeeld:
Van de grootvader van de kwartierdrager (nummer 1), die in de kwartierstaat het nummer 4 heeft, zoeken wij de vader. Die moet dan het nummer 2 x 4 = 8 hebben. Diens vrouw heeft dan dus het nummer 2 x 4 + 1 = 9.
Doen we ons genealogisch onderzoek vanuit de behoefte daardoor te weten te komen van wie wij afstammen, dan is deze kwartierstaat de meest uitgebreide wijze van onderzoek. Immers, van alle voorouders in deze kwartierstaat stammen wij, per generatie, in gelijke mate af!
We moeten er echter rekening mee houden dat het onderzoek m.b.t. de kwartierstaat eigenlijk nooit voltooid is.
Achternamen waren voor 1811 alleen ingebruik bij mensen met een adelijke titel. Zij hadden er belang bij om hun afstamming vast te leggen. Alleen een voornaam zoals Jan of Marie waren niet voldoende voor herkenning van een persoon.
Dus om duidelijk te maken welke Jan of welke Marie het was werd er, afhankelijk van de regio, een toepassing gedaan. In de ene regio werd het patroniem [ de naam van de vader ] gebruikt. Dus Jan, de zoon van Hendrik werd dan Jan Hendriks of Marie, de dochter van Klaas werd dan Marie Klases. In andere gebieden werd de naam van de boerderij, of beroep, of eigenaardigheid of woonplaats gebruikt.
vervolg artikel
In 1811 werd er besloten om éénheid te brengen in de chaos. Iedereen die nog geen achternaam had moest er ééntje kiezen. Ook werd er besloten dat de achternaam altijd op de kinderen overging. Bij de invoering van de burgerlijke stand, op 18 november 1811, moest iedereen die nog geen achternaam had er ééntje hebben. Al kwam het wel voor dat sommige mensen bij het overlijden nog geen achternaam hadden. Vooral bij gehuwde vrouwen kwam dit voor. Dit kwam omdat bijvoorbeeld de vader of de broers voor 1811 al waren overleden en dus geen familienaam hadden aangevraagd.
Vanaf deze datum kreeg het kind altijd de naam van de vader of als de vader onbekend was of het kind niet wenste te erkeenen of als de moeder de erkenning tegen hield, dan kreeg het kind de achternaam van de moeder.